Genderneutrale opvoeding en educatie van het jonge kind

In het Zweedse Stockholm zijn een paar kinderdagverblijven daarmee al een aantal jaren bezig. Jongens en meisjes worden neutraal aangesproken met ‘vriend’ en ‘het’. Spelmateriaal is niet gegroepeerd in de traditionele huishoek en bouwhoek, maar staat naast en door elkaar. Boeken worden zorgvuldig geselecteerd, waarbij boeken met de bekende stereotypen worden vermeden.
Is dit een goede manier om kinderen een grotere keuze te bieden die niet is bepaald door sociale verwachtingen gebaseerd op geslacht? Waarom zouden we het ‘moeten willen’ om géén onderscheid maken tussen jongens en meisjes? Welke visie op gender ligt daaraan ten grondslag?

Volgens de Noorse wetenschapper Nina Rossholt moeten we, als we meer gelijkheid tussen jongens en meisjes willen bereiken, niet met de kinderen maar juist met de volwassenen beginnen. Uit haar onderzoek blijkt dat vanaf een jaar of drie jongetjes en meisjes door pedagogisch medewerkers of leerkrachten verschillend worden benaderd. Tegen meisjes wordt gezegd dat ze er zo ‘mooi’ of ‘schattig’ uitzien, jongens krijgen te horen dat ze zo’n leuk shirt aan hebben. En al vanaf de geboorte maken veel ouders gender-gerelateerde keuzes: voor meisjes is kleding en speelgoed rose-paars, jongens krijgen blauwe of primaire kleuren aangeboden. Volgens Rossholt moeten kinderen niet ‘neutraal’ gemaakt worden door ze als ‘het’ te betitelen, maar de volwassenen moeten zich veel meer bewust zijn van hun verschillende bejegening van jongens en meisjes. 

Of zit het toch anders? Zijn meisjes van nature rustiger en zorgzamer, en jongens van nature beweeglijker en onderzoekender? Zijn meisjes meer van de poppen en jongens van de blokken? En moeten we dat vooral zo laten, omdat uiteindelijk kinderen toch wel hun eigen talenten en voorkeuren ontdekken? Maar hoe zit het dan met de groeiende ongelijkheid in schoolprestaties tussen jongens en meisjes? Meisjes doen het in veel opzichten beter op school en stromen vaker door naar het hoger onderwijs. Vroegtijdige schooluitval is meer een jongens- dan een meisjesprobleem. Kan dat iets te maken hebben met dat wat er in de jongste kinderjaren gebeurt? Onderzoek laat zien dat jongens en meisjes al vanaf 4 jaar denken dat meisjes beter zijn in rekenen en taal dan jongens (Hartley & Sutton, 2013). Blijkbaar krijgen kinderen deze boodschap dus al op heel jonge leeftijd mee. Spelen de opvang van en het onderwijs aan jonge kinderen hierin een rol?

Doel van het seminar

Bewustwording creëren dat onbedoeld stereotyperen plaatsvindt in de opvang van en het onderwijs aan jonge kinderen.

Vragen die we in dit seminar willen stellen

  • In hoeverre realiseren we ons dat we onbewust genderstereotypering hanteren?. Stereotypering die zich uit in aanbod van activiteiten, bejegening van de kinderen, verwachtingen die we van de kinderen hebben en de inrichting van de ruimten?
  • Hoe kunnen we daar bewust mee omgaan? Zijn er handvatten om deze genderstereotypering tegen te gaan?.
  • Op welke wijze zouden we ouders hierbij kunnen betrekken?

Sprekers

Lotta Rajalin, hoofd van kinderdagverblijf Egalia uit Stockholm
Egalia betekent gelijkheid. In deze crèche in Zweden benadert het team kinderen genderneutraal. Kinderen worden niet aangesproken als ‘jongens’ en ‘meisjes’ maar als ‘vrienden’, ‘personen’ of ‘mensen’. De woorden ‘hij’ en ‘zij’ worden niet gebruikt, maar de termen ‘hen’ of ‘het’. Ook zijn er geen boekjes te vinden waarin een mooie prinses gered wordt door een knappe, moedige prins. In de keuze voor boeken, speelgoed en activiteiten wordt er voor gezorgd dat jongens niet per se hoeven te beantwoorden aan typisch jongensgedrag (stoer, brutaal, ondernemend en wild) en meisjes aan typisch meisjesgedrag (lief, rustig, afwachtend en schattig). De crèche biedt plaats aan 40 kinderen van één tot zes jaar oud en heeft een flinke wachtlijst. Alle crècheleiders (twee mannen en vier vrouwen) van Egalia hebben genderstudies gedaan.
In verband met de klimaatverandering wilt Lotta zo min mogelijk reizen en zal ze niet lijfelijk aanwezig zijn op dit seminar. Via twee films laten we de visie van Lotta op genderneutrale opvoeding zien en de wijze waarop dat gestalte krijgt in Egalia. Via een videoverbinding gaan we met Lotta hierover in gesprek.

Dr. Marleen Groeneveld is als onderzoeker werkzaam bij het Societal Challenges Lab van de Universiteit Leiden
Marleen Groeneveld houdt zich in het veld van de pedagogiek bezig met onder andere de thema’s gender, kinderopvang, opvoeding en socialisatie. In haar presentatie zal zij vanuit de wetenschap antwoorden geven op de vragen van dit seminar. Ze zal niet alleen vertellen over genderneutraal opvoeden, maar ook over de invloed van opvoeding op jongens en meisjes.

Doelgroep

Alle mensen die bij de inhoudelijke vormgeving van de opvang, ontwikkeling en onderwijs aan kinderen van 0 tot 6 jaar zijn betrokken: managers en bestuurders, pedagogen, pedagogisch coaches, directeuren basisscholen, onderbouwcoördinatoren, IB’ers, onderzoekers en adviseurs.

Programma

Vanaf 13.30 uur Inloop en registratie met koffie en thee
14.00 – 14.10 Opening en toelichting programma (Ine van Liempd)
14.10 – 14.35 De visie van Lotta Rajalin op een genderneutrale opvoeding en ontwikkeling.
14.35- 15.20 Dr. Marleen Groeneveld: Wat zegt de wetenschap over genderneutrale opvoeding in de kinderopvang en in de onderbouw van de basisschool en wat weten we over de invloed van opvoeding op jongens en meisjes.
15.20 – 15.40 Pauze
15.40 – 15.50 De genderneutrale praktijk in KDV Egalia te Stockholm. 
15.50 – 16.00 Discussie en formuleren van vragen voor Lotta Rajalin
16.00 – 16.30 Video conferentie met Lotta over de geformuleerde vragen
16.30 – 16.50 Reflectie en discussie n.a.v. stellingen/vragen. 

Impressie van de bijeenkomst

Wij, volwassenen, hebben genderstereotypen in ons hoofd door onze opvoeding en door de maatschappij waarin we leven. Daardoor benaderen we jongens anders dan meisjes. Daar is veel onderzoek naar gedaan. Het begint al bij baby’s. Jongens worden anders vastgehouden dan meisjes en we praten er ook anders tegen. Er worden andere eigenschappen aan een baby in jongenskleren toebedeeld (stoer, onderzoekend) dan diezelfde baby in meisjeskleren (lief, verlegen). Dat betekent dat wij als volwassenen als van jongs af aan verschillende verwachtingen hebben van jongens en van meisjes en ook verschillende boodschappen naar hen zenden.
Natuurlijk zijn er biologische verschillen: jongens hebben meer testosteron dan meisjes. Maar dat verklaart maar een klein deel van de verschillen in gedrag. Jongens zouden een beter ruimtelijk inzicht hebben dan meisjes. Dat wordt meestal gemeten met blokjes. Het verschil in ruimtelijk inzicht lijkt te verdwijnen als meisjes te horen krijgen dat ze er goed in zijn, als het testobject poppetjes zijn in plaats van blokjes of als meisjes eerst mogen oefenen met de blokjes.

Zweden

In het Zweedse Stockholm zijn een paar kinderdagverblijven al een aantal jaren bezig met gender neutrale opvoeding, zoals bijvoorbeeld de kinderdagverblijven van de Egalia Pre-school. Jongens en meisjes worden er neutraal aangesproken met ‘vriend’ en ‘het’ (hen in het Zweeds). Spelmateriaal is niet gegroepeerd in de traditionele huishoek en bouwhoek, maar staat naast en door elkaar. Boeken worden zorgvuldig geselecteerd, waarbij boeken met de bekende stereotypen worden vermeden.
Uit het interview met een medewerker van het dagverblijf blijkt dat naast deze maatregelen vooral het gedrag van de pm’er een doorslaggevende rol speelt in het succes van deze aanpak. Het gaat om de verwachtingen van de pm’er ten aanzien van de kinderen, de benadering en het taalgebruik. Je moet je dus bewust zijn van je eigen genderstereotype vooroordelen en gedrag. Het is belangrijk dat je kinderen de mogelijkheid biedt om met alle mogelijke activiteiten te experimenteren en dat kinderen hun eigen emoties en interesses ontdekken. Gebruik begrippen waarbij je genderspecifieke benamingen zoals jongen, meisje, hij, zij zoveel mogelijk vermijdt.

Aandacht voor genderstereotype vooroordelen

Het belangrijk dat er aandacht komt voor genderstereotype vooroordelen van medewerkers zowel in hun opleiding en als ook in de dagelijkse praktijk van de kinderopvang. Dit wordt bereikt door bewustwording over dit onderwerp, zelfreflectie, reflectie op het handelen in de praktijk, evaluatie van gestelde doelen en een kritische blik naar inrichting van en het spelmateriaal in de groep. Vergeet dan vooral niet om ook de ouders in dit proces mee te nemen, waarbij je laat zien dat je vooral de leefwereld van hun kind wilt vergroten in plaats van in te perken.